Alles over sport logo

Dit is de waarde van sport en bewegen voor mensen met een verstandelijke beperking

Sporten en bewegen hebben meer waarde voor mensen met een verstandelijke beperking dan voor de gemiddelde Nederlander. Vooral de gezondheidseffecten zijn groter, zo blijkt uit onderzoek. In dit artikel lees je hoe de maatschappelijke en economische waarde van sport en bewegen voor deze groep precies in elkaar zit.

Waarde van sport uitgedrukt in geld

De sociaaleconomische waarde van sport en bewegen is uit te drukken in geld. Deze Social Return on Investment (SROI) van sport en bewegen wordt geschat op 2,7. Met andere woorden: elke euro die je investeert in sport en bewegen, levert €2,70 op. De opbrengst voor de samenleving zit hem vooral in gezondheid (bijvoorbeeld lagere zorgkosten), arbeid (bijvoorbeeld minder ziekteverzuim) en sociaal welzijn (bijvoorbeeld meer plezier).

Uitdagingen voor mensen met een verstandelijke beperking

Investeren in sport en bewegen loont, maar voor mensen met een verstandelijke beperking is sporten en bewegen niet vanzelfsprekend. Deze groep is vaak afhankelijk van hun sociale omgeving (ouders, de woongroep of een zorginstelling) voor de toegang tot sport en bewegen. Hun persoonlijke fysieke mogelijkheden vormen soms een uitdaging, er is niet altijd lokaal passend beweegaanbod en vervoer is soms lastig. Daarom hebben we voor mensen met een verstandelijke beperking een infographic gemaakt over de beweegrichtlijnen, waarin we de belangrijkste aandachtspunten benadrukken. Ondanks deze uitdagingen blijft de vraag: wat is de opbrengst van sport en bewegen voor deze groep?

Wie hebben we onderzocht?

In opdracht van Kenniscentrum Sport & Bewegen onderzocht adviesbureau Rebel wat de sociaaleconomische waarde van sport en bewegen is voor mensen met een verstandelijke beperking. Verstandelijke beperkingen kennen gradaties – licht, matig, ernstig. En er zijn allerlei genetische syndromen die een verstandelijke beperking kunnen veroorzaken. In overleg met experts is besloten om onderzoeken die zich exclusief richten op een bepaald syndroom niet mee te nemen, omdat deze mogelijk niet representatief zijn voor de resterende (brede) groep Nederlanders met een verstandelijke beperking.

Hoe hebben we de waarde onderzocht?

In het onderzoek keken we naar gezondheidswinst, sociale effecten en effecten op de arbeidsmarkt. En in hoeverre die verschillen met de gemiddelde Nederlander. Het onderzoek is uitgevoerd met literatuuronderzoek en een discussiesessie met experts: wetenschappers en universitair docenten, bijvoorbeeld op het gebied van bewegen en leefstijl voor mensen met een verstandelijke beperking. 

Internationaal en nationaal is er nog relatief weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar dit vraagstuk. Daarom is er op de punten waar onderbouwing ontbreekt conservatief gerekend. De werkelijke sociaaleconomische waarde ligt waarschijnlijk dus nog hoger. In het volledige rapport lees je naast de resultaten, meer over de onderzoekmethode.

Wat is de totale opbrengst van sport en bewegen?

In onderstaande tabel zie je wat de opbrengst is van sport en bewegen voor enerzijds de gemiddelde Nederlander en anderzijds mensen met een verstandelijke beperking. De bedragen staan voor de totale opbrengst voor één persoon gedurende een specifieke levensfase.

In onderstaande percentages zie je goed hoeveel extra opbrengst sport en bewegen heeft voor mensen met een verstandelijke beperking – met name voor de 55-plussers:

  • 5-24 jaar: 14% hoger dan voor de gemiddelde Nederlander
  • 25-54 jaar: 27% hoger dan voor de gemiddelde Nederlander
  • 55+: 60% hoger dan voor de gemiddelde Nederlander

‘Eindelijk harde cijfers’

Alyt Oppewal (Foto: Ingeborg van Bruggen)

Alyt Oppewal is bewegingswetenschapper en universitair docent aan het Erasmus MC en betrokken bij het onderzoek. “De belangrijkste uitkomst is dat we nu eindelijk harde cijfers hebben die aantonen hoe belangrijk bewegen is voor deze groep. Velen van hen wonen in zorginstellingen of woongroepen. Het blijkt een uitdaging om bewegen daar goed en structureel in te bedden. Veel zorginstellingen kampen met een personeelstekort en begeleiders hebben hun handen vol. Er is vaak simpelweg geen tijd over voor begeleid bewegen. De extra investering in uren die dat vraagt, is nog lang niet vanzelfsprekend. Maar nu kunnen we in elk geval aantonen bij beleidsmakers dat investeren in bewegen iets oplevert. Sterker nog: dat je je investering ruim terugkrijgt.”

Grotere gezondheidseffecten 

Een van de belangrijkste opbrengsten van sport en bewegen voor deze groep is gezondheidswinst. Dit zijn bijvoorbeeld vermeden zorgkosten, een hogere kwaliteit van leven en een toename in de levensduur. Deze gezondheidseffecten blijken groter bij mensen met een verstandelijke beperking dan bij de gemiddelde Nederlander. 

We weten namelijk dat mensen met een verstandelijke beperking gevoeliger zijn voor een aantal aandoeningen, zoals osteoporose, depressie, dementie en botbreuken. Hierdoor is het effect van regelmatig sporten en bewegen op het voorkomen van deze aandoeningen ook groter. En dat heeft weer een positief effect voor de economische waarde die hieruit volgt.

Van bewegen vanuit zorg naar bewegen vanuit leefstijl

De gezondheidsvoordelen van bewegen zijn dus groot. “En toch zijn veel mensen met een verstandelijke beperking totaal afhankelijk van het lokale beleid, tijd en aanbod”, schetst Alyt. “De ene locatie heeft bewegen nu eenmaal hoger op de agenda staan dan de andere. Dat hangt vaak af van personen en beschikbare middelen. Niet alle begeleiders voelen zich bijvoorbeeld al comfortabel en capabel genoeg om beweegaanbod te organiseren. En de kennis over verwijzen naar aanbod elders in de gemeente ontbreekt vaak.”

Mensen met een verstandelijke beperking bewegen wel vaak met een fysiotherapeut, zegt Alyt. “Maar dat is meestal puur zorggericht. Wat we minder zien bij deze groep is leefstijlgericht bewegen. Juist bewegen ter preventie van gezondheidsproblemen is zo belangrijk. En dat kan echt al heel laagdrempelig. Samen een rondje lopen of iemand laten helpen bij dagelijkse klusjes waarbij je in beweging bent, is vaak al winst.”

Sociale effecten gelijk

Het uitdrukken van de sociale effecten van sport en bewegen in euro’s is lastiger. Landelijk SROI-onderzoek meet hierbij bijvoorbeeld leerprestaties, plezier en (jeugd)criminaliteit. Leerprestaties en schooluitval laten we bij mensen met een verstandelijke beperking achterwege. Maar voor het overige – zoals plezier en sociaal kapitaal – veronderstellen we dat de sociale effecten van sport en bewegen grotendeels gelijk zijn aan die van de gemiddelde Nederlander. 

Uit gesprekken met de doelgroep blijkt vooral dat sport en bewegen sterk bijdraagt aan verbeteringen op het gebied van het gevoel van eigenwaarde, sociale vaardigheden en sociale interactie. Alyt geeft een voorbeeld: “Ik doe een project met een sportcentrum in Rotterdam. Daar sport een groep mensen met een verstandelijke beperking. Ze hebben hun eigen lesuur. Maar in diezelfde sporthal sporten tegelijkertijd ook allerlei andere groepen: van topsporters, tot ouderen, tot mensen met obesitas. En zoals één van de deelnemers met een verstandelijke beperking het zelf uitdrukte: ‘Ik vind het zo leuk dat wij tussen de normale mensen staan!’ Voor deze groep is het ontzettend waardevol om iets te ondernemen buiten hun eigen leefwereld.”

Bekijk ook de video: Een verstandelijke beperking is geen belemmering voor lekker sporten

Arbeidsmarkteffecten nihil

Het effect van sport en bewegen op de arbeidsmarkt voor mensen met een verstandelijke beperking is nihil. Bij de gemiddelde Nederlander leidt sporten en bewegen tot een hogere arbeidsproductiviteit en minder ziekteverzuim. Mensen met een verstandelijke beperking hebben echter een relatief lage arbeidsparticipatie. Wel kan het voor deze groep een grote sociale waarde hebben om mee te doen op de arbeidsmarkt, in welke vorm dan ook.

Conclusie en de impact op 55-plussers

We kunnen dus zeggen dat de opbrengst van sport en bewegen voor mensen met een verstandelijke beperking een stuk hoger zijn dan bij de gemiddelde Nederlander. Alyt: “Soms denken mensen: deze groep heeft een levenslange beperking, hoe kan het beter worden? Maar dat is niet het doel. Het doel is met je beperking zo lang mogelijk mobiel, vitaal en zo zelfstandig mogelijk blijven.”

Het grootste verschil is overigens te zien bij de leeftijdsgroep 55-plussers. Daar is de sociaaleconomische waarde bijna twee keer zo hoog. Dat is deels te verklaren doordat mensen met een verstandelijke beperking tegenwoordig ouder worden dan twintig jaar geleden. Maar ze zijn al kwetsbaarder op jongere leeftijd en hebben op jongere leeftijd al veel gezondheidsaandoeningen in vergelijking tot de gemiddelde Nederlander. Dat maakt dat een fysiek actief leven juist ook in de hoogste leeftijdsfase veel impact heeft.

Twee aanbevelingen voor vervolgonderzoek 

Voor Alyt springen er twee kansen uit voor vervolgonderzoek. “In de eerste plaats willen we meer onderzoek naar de kosteneffectiviteit van investeren in sport en bewegen. Bijvoorbeeld door in een paar woongroepen te onderzoeken wat een paar uur bewegen oplevert. Ja, het kost geld om de begeleiding of bewegingsagogie hier extra uren voor te geven. Maar ik geloof dat het veel oplevert. De effecten kunnen zijn dat cliënten beter slapen, rustiger zijn na het sporten met mogelijk minder gedragsproblematiek, fysiek fitter zijn en gezonder blijven waardoor ze minder zorg nodig hebben, enzovoorts. Nader onderzoek kan dat aantonen, en helpen inbedden, zodat bewegen de standaard wordt.”

“Ook is onderzoek nodig naar hoe je dit praktisch organiseert. Wie wordt er verantwoordelijk om te bewegen met de cliënten? Bewegingsagogen kunnen hier een belangrijke rol in spelen. Beleg je meer bij begeleiders, dan hebben ze hier scholing voor nodig en uren. Hoe krijg je dat allemaal goed voor elkaar? Maar er zijn ook nog veel vragen te beantwoorden over inspanningsfysiologie van mensen met een verstandelijke beperking. Bijvoorbeeld: hoe kunnen we de intensiteit van een activiteit goed bepalen bij mensen met een verstandelijke beperking? In de wetenschap is deze doelgroep achtergebleven in onderzoek. Niet alleen bij leefstijlonderzoek, maar ook op andere gezondheidsaspecten. Gelukkig vindt de afgelopen 10 á 15 jaar een mooie inhaalslag plaats.”

Hoe benut je deze cijfers als beleidsmaker?

Nu duidelijk is dat inzetten op sport en bewegen veel oplevert, is de vraag: hoe benut je deze kennis? Wat kun je doen als je betrokken bent bij beleid voor mensen met een verstandelijke beperking?

  • Deze kennis is niet alleen interessant voor sport- en beweegbeleid, maar zeker ook voor de domeinen gezondheid en welzijn.
  • Zet vooral in op de randvoorwaarden. Organiseer betere toegang tot sportaanbod (vaak letterlijk in de vorm van passend vervoer). Of jaag passend sportaanbod bij lokale verenigingen aan. 
  • Denk met zorginstellingen mee over het anders inrichten van beschikbare uren (meer inzet op bewegen). Maar ook over scholing in bewegen voor de begeleiders die in de instellingen werken met deze groep.
  • Zet de buurtsportcoach in op deze groep inwoners. Zij kunnen in de wijk verbinding leggen tussen zorg en sport, voor passend aanbod. Ook kunnen ze zelf lessen in de zorginstelling aanbieden, of bij de zorginstelling bijvoorbeeld een wandelgroep organiseren zodat mensen makkelijk mee kunnen.

Alyt besluit met een tip. “Investeer in uren en in opleiding voor je mensen. Maar geef bewegen ook een belangrijke plek in de visie van je organisatie. Het één kan niet zonder het ander.”


Uitgelicht